Nieuwe reanimatierichtlijnen

Per eind oktober 2025 zijn er belangrijke wijzigingen doorgevoerd in de reanimatierichtlijnen.
Lees hieronder wat deze wijzigingen inhouden:

1: Snel herkennen van een naderende circulatiestilstand & alarmeren.
Voorkom een circulatiestilstand.
Preventie begint bij het herkennen van de eerste waarschuwingssignalen: drukkende pijn op de borst, uitstralende pijn naar de armen, schouderbladen, hals, kaak of maagstreek, zweten, misselijkheid en braken.
Maar ook klachten als kortademigheid, extreme moeheid en duizeligheid kunnen wijzen op stoornissen in het hart, de longen of de circulatie.
2: Meldkamerinstructies bij reanimatie zijn uitgebreid, No-No-Go.
Geen bewustzijn (No). Geen normale ademhaling (No). Start reanimatie (Go).
Directe alarmering ambulance en first responders.
Reanimatiebegeleiding en hulp bij lokaliseren AED.
3: Snel starten met reanimeren en defibrilleren, bescherm de hersenen en herstart het hart.
Streef naar maximaal vijf seconden onderbreken van borstcompressies voor beademingen.
Directe beschikbaarheid van de AED is veranderd naar binnen één minuut beschikbaar (als er geen omstanders zijn laat je het slachtoffer maximaal 1 minuut alleen, na vaststellen circulatiestilstand voor het ophalen van een AED).
4: Verplaatsen naar een harde ondergrond heeft geen prioriteit.
Borstcompressies worden bij voorkeur uitgevoerd op een harde ondergrond, indien dit zonder vertraging mogelijk is.
Bij een reanimatie op een zachte ondergrond besteed je extra aandacht aan de diepte van de compressies om de effectiviteit te waarborgen.
5: Meer nadruk op het zorgvuldig plakken van de AED-elektroden.
Sluit een AED zo snel mogelijk aan.
Eén elektrode wordt op de borstkast geplaatst direct onder het rechter sleutelbeen dicht tegen het midden van de borstkas. De andere elektrode wordt enkele centimeters onder het midden van de linker oksel geplaatst.
Laat de AED ingeschakeld nadat de circulatie is teruggekeerd en laat elektroden zitten.

6: AED-elektroden dienen voor alle leeftijden universeel te zijn, zodat tijdens de reanimatie geen tijd verloren gaat met verwisseling van elektroden.
7: Geen stabiele zijligging meer toepassen, maar rugligging met hoofdkantel-kinliftmethode bij bewusteloosheid, waarbij duidelijk een normale ademhaling aanwezig is.
(Snel op de zij draaien bij braken, stabiele zijligging alleen door geoefende hulpverleners.)
8: Het starten of niet starten van een reanimatie.
Term lekenhulpverlener is aangepast naar first responder.
First respondert starten altijd met reanimatie tenzij:
• Er gevaar dreigt voor de first responder;
• Overduidelijk is dat de reanimatiepoging niet zinvol is, bij twijfel hierover dient de reanimatie altijd gestart te worden.
• Wanneer een naar het slachtoffer te herleiden wilsverklaring wordt aangetroffen waaruit blijkt dat het slachtoffer niet gereanimeerd wil worden.
First responders en omstanders dienen de wilsverklaring van een slachtoffer te respecteren.
Wanneer een niet-reanimatie verklaring wordt aangetroffen dient de reanimatie gestopt of niet gestart te worden.
Wijzigingen kinderreanimatie PBLS
1: Snel herkennen van een naderende circulatiestilstand bij baby’s en kinderen.
Herken waarschuwingssignalen zoals benauwdheid, sufheid, blauwe verkleuring of verminderd bewustzijn.
2: Wijziging moment van alarmeren bij reanimatie van kinderen.
Het moment van alarmeren bij reanimatie van kinderen is gelijkgetrokken, bij het vaststellen van bewusteloosheid wordt altijd direct gealarmeerd (ongeacht of het een baby of kind betreft en of je alleen bent of niet).
3: Als het kind eruitziet als een volwassenen dan wordt geadviseerd het kind te reanimeren volgens de volwassen reanimatierichtlijnen.
4: Plaatsing van handen (bij een kind) of duimen (bij een baby) bij borstcompressies midden op de borstkas op de onderste helft van het borstbeen.
Handpositie is gelijk gebleven maar terminologie aangepast.

5: Plaatsing elektroden bij kinderen voor-achterwaarts.
Plaats de elektroden voor-achterwaarts bij kinderen die gemakkelijk op de zij gedraaid kunnen worden (leeftijd tot ongeveer acht jaar of gewicht tot ongeveer vijfentwintig kilogram). Plaats de voorste elektrode op het midden van de borstkas (iets meer links dan rechts van het borstbeen) en de achterste elektrode in het midden van de rug tussen de schouderbladen.

6: Wijziging handelingen verslikking baby.
Twee-duimen-omcirkeltechniek (TDOT) bij verslikking én reanimatie van een kind jonger dan één jaar.

Voor uitgebreide informatie over de aangepaste richtlijnen verwijzen wij u naar de volgende link: https://www.reanimatieraad.nl/wp-content/uploads/2025/11/Richtlijnen-Reanimatie-in-Nederland-2025-Volledige-boek.pdf
